In de regels staat onder meer wie er wanneer voorrang heeft, hoe in te halen en in te voegen, waar je wel en niet stil mag staan, waar je mag lopen en wat je moet doen na een ongeluk. Dit zijn de tien pisteregels:
- Respect voor anderen
Iedere skiër moet zich zo gedragen, dat hij een ander niet in gevaar brengt of schade veroorzaakt.
- Houd altijd de controle
Iedere skiër moet te allen tijde op tijd kunnen stoppen of uitwijken. Hij moet zijn snelheid en wijze van skiën aanpassen aan zijn skivaardigheid, de conditie van de piste, de sneeuw- en weersomstandigheden, alsook aan de drukte op de piste.
- Keuze van route
De van achteren komende skiër moet zijn skispoor zo kiezen, dat hij skiërs voor zich niet in gevaar brengt.
- Inhalen
Inhalen mag van boven of van beneden en van recht of van links, mits op zodanige afstand dat de ingehaalde op geen enkele wijze in zijn bewegingen wordt belemmerd.
- Piste betreden, invoegen of opwaarts beklimmen
Iedere skiër of snowboarder die de piste betreedt, invoegt na tijdelijk gestopt te zijn of zich in opwaartse richting geeft, moet boven of onder zich kijken of hij zonder gevaar de piste kan betreden.
- Stoppen op de piste
Iedere skiër moet vermijden om zich zonder noodzaak op smalle of onoverzichtelijke plaatsen op de piste op te houden. Een ten val gekomen skiër dient een dergelijke plek zo snel mogelijk weer vrij te maken.
- Klimmen en lopen
Een skiër die klimt of te voet afdaalt, mag dit alleen aan de zijkant van de piste doen.
- Respecteert de markering en borden
Iedere skiër dient de markeringen en de borden in acht te nemen.
- Verlenen van hulp
Bij een ongeval is iedereen verplicht hulp te verlenen.
- Legitimatieplicht
Iedereen, getuige of betrokkene, verantwoordelijk of niet, moet bij een ongeval zijn identiteit bekendmaken.